Elke week komt de bakker het brood brengen. Dat klinkt niet heel spannend, maar voor de kinderen is dat toch een momentje waar ze naar uitkijken.
‘Dadelijk komt de bakker’, zeggen ze, als het nog acht uur moet worden.
Zitten wij aan tafel voor het fruit, schieten ze direct naar de deur. Zijn ze druk aan het spelen, maar heeft een van de kinderen in de smiezen dat de bakker er is, dan laten ze direct alles uit hun handen vallen.
En ja, hij heeft lekker brood.
Maar de reden dat ze naar het raam snellen, is de bakker zelf. Zodra die binnen stapt, trekt hij gekke bekken naar de kinderen. Die kennen dat ritueel en imiteren dat natuurlijk. Alsof je in de dierentuin bent en met je gezicht de aandacht van de aapjes probeert te trekken. Waarbij in ons geval de vraag is wie de aap is -)
Dus even het beeld: aan de ene kant van het raam een bakker met een scheef gezicht en de andere kant kinderen die de vingers in de mondhoeken steken en de pupillen naar het puntje van de neus sturen.
Heerlijk toch.
En dan heeft de bakker ze ook nog een trucje geleerd: dat als je aan je oren draait, dat je tong dan naar buiten schuift -)
De bakker als de cultheld van de kinderen.
Daar kwam ook een van de ouders achter, toen ze vorige week in het dorp liep met haar kind in de buggy en de bakker in zijn bus voorbij kwam rijden. Moeder had niks in de gaten, maar het kind zag de bus, deed zijn vingers in zijn mond en stak zijn tong uit naar de bakker …
Het kind lachte.
De bakker lachte. En wist meteen ook waar hij het kind van kende -)