Over een kip, een ei, een F35 en een banaan

Ach, wat is het toch een feestje om op een kinderdagverblijf te werken. Elke dag krijgen we weer zo veel nieuwe ‘inzichten’.

Zo ging een van de leidsters deze week met een paar kinderen naar de kippen. Doen we elke dag. De kippen leggen namelijk ook elke dag hun ei. Wij mogen die uithalen.

Maar deze keer zat er nog een kip op het nest.

Prima, we zullen haar niet storen. De kinderen kunnen hier altijd meteen hun ei kwijt, de kippen ook, maar niet altijd meteen -)

‘Kom, lopen we even naar de boom, dan zal de kip daarna wel klaar zijn.’

Met de hele bups naar de schommelboom, daar gespeeld en weer terug naar de kippen. Wat blijkt: mevrouw Kip ligt nog steeds op haar nest!!!

‘Kom kip, de dag is al lang begonnen!’

En na een subtiel zetje verlaat mevrouw Kip dan toch haar nest. En ja hoor, daar ligt een prachtig ei. Een van de kinderen loopt er op af, pakt het op, voelt dat het ei nog warm is en roept: ‘Hé, deze is al gekookt!!!!’

Geweldig toch -)

Ook grappig: we zitten hier natuurlijk redelijk dicht bij vliegbasis Volkel. Daar stijgen bijna elke dag wel straaljagers op. Vroeger F16’s, nu F35’s. Dat gaat met aardig wat kabaal.

En we snappen het, hoor, dat je als kind alles wat vliegt op één hoop gooit. Want als ze deze week over komen vliegen en wij met zijn allen met het hoofd in de nek naar boven staan te kijken, merkt een van de kinderen op: ‘Daar heb je Transavia weer …’

Je blijft er mee lachen, met die kinderen -)

En heel herkenbaar voor ouders: kinderen die waarom vragen. En nog eens, nog een keer, nog een keer … Waarom? Waarom? Waarom?

Als leidsters zijn wij normaal gesproken een toonbeeld van rust, maar hé, ook wij zijn maar gewoon mensen hè -)

Na 37 keer netjes de waarom-vraag te hebben beantwoord, stelt een van de leidsters maar eens een tegenvraag: ‘Nou ja, waarom? Waarom zijn de bananen krom?’

Maar kinderen zouden geen kinderen zijn als ze niet direct een gevat antwoord klaar zouden hebben: ‘Als die recht zou zijn dan is het geen banaan meer!’

Leidster mogen zijn op een groen kinderdagverblijf: mooiste wat er is!

Omdat Bertus het niet kan, hebben we Sjaak gevraagd

Sjaak was op bezoek bij het kinderdagverblijf.

Want: onze koeien hadden een kinderwens.

Sjaak is een stier. Maar jullie hebben toch zelf ook een stier? Ja, klopt: Bertus. Maar Bertus is een je-weet-wel-stier. Kijk anders maar eens op de pagina waarop alle dieren zich voorstellen.

Terwijl dat tussen neus en lippen meegedeeld wordt aan de leidsters – dat Sjaak dus op bezoek is – willen de kinderen daar natuurlijk het fijne van weten.

Wie is Sjaak?

Nee, dat is niet de bakker. Dat is Jac. Spreek je inderdaad bijna hetzelfde uit. Maar Sjaak is een stier!

Oké, wat is een stier?

Een stier is ook een koe, maar dan een jongen.

Ziet die er anders uit?

Ja, een stier heeft vaak horens.

Maar sommige koeien hebben toch ook horens?

Ehm … ja, dat klopt. Maar jongens hebben plassers. Stieren hebben ook een plasser. Dat is het verschil. Maar weet je, zullen we anders gewoon eens gaan kijken …?

Daar zijn de kinderen natuurlijk wel voor in.

Want wat kwam de stier ook weer doen, willen ze weten?

Nou ja, als je kindjes wil krijgen, heb je een papa en een mama nodig. Dat is bij koeien niet anders.

Aha, dus Sjaak is de papa?

Eén van de kinderen weet er al het fijne van, zo wil hij doen geloven. Want om kindjes te krijgen, moet de boer de stier in de horens en de plasser knijpen …

(Soms moet je gewoon even stil houden -)

Eén probleem: niet alleen wij hoorden het de jongen vertellen, Sjaak zelf kennelijk ook, want hij wordt wat onrustig en begint wild met zijn poot over de grond te krabben.

Wat denk je: moeten we nog maar eens uitleggen dat we Sjaak niet met valse voorwendselen naar ons toe hebben gelokt, dat we nergens aan gaan knijpen en dat hij vooral lekker zijn eigen gang moet gaan …

Of zou hij dat toch wel begrijpen?

Laten we het hopen. Anders zijn wij straks mooi de … ehm sjaak -)

In de moestuin: ‘Waarom doe jij die blaadjes in de prullenbak?’

Bij alles wat we doen in de moestuin, helpen de kinderen wel. En soms … ook de dieren.

Zoals vandaag.

Poeh, wat een onkruid, zagen we toen we de moestuin in stapten. Weken van zon, af en toe een buitje erover. Daar doen niet alleen de groenten het goed van!

Wij zuchtten. Kom op daar maar, even de schouders eronder.

Maar aan de andere kant van het hek staan er twee te trappelen van ongeduld  als ze zien wat wij gaan doen: Doorn en Roosje, onze twee gezellige ezels. Want wat voor ons onkruid is, is voor hen een lekkernij.

Wij plukken, zij smikkelen.

Ze jagen ons zelfs een beetje op: zij eten namelijk een stuk sneller dan dat wij kunnen plukken. Zodra ze klaar zijn met kauwen, beginnen ze weer te briesen en te snuiven. Meer. Meer.

Maar ga maar eens met kinderen de moestuin in: snel plukken gaat niet.

Want:

‘Wat doe jij nou?’

‘Waar is die slang voor?’

‘Waar is dat water voor?’

‘Kun je dit ook plukken?’

En de allermooiste vraag: ‘Waarom doe jij die blaadjes in de prullenbak?’

Met die prullenbak … bedoelen ze de composthoop -)

We leggen even uit wat het belang is van zo’n composthoop, waarna ze om beurten met heeeeeele kleine blaadjes aan komen dragen: ‘Deze moet ook in de prullenbak!’

Dus: kinderen weer wat geleerd, ezels blij en – geloof het of niet – de tuin was nog onkruid vrij ook … uiteindelijk -)

Het mondje van de bakker

Elke week komt de bakker het brood brengen. Dat klinkt niet heel spannend, maar voor de kinderen is dat toch een momentje waar ze naar uitkijken.

‘Dadelijk komt de bakker’, zeggen ze, als het nog acht uur moet worden.

Zitten wij aan tafel voor het fruit, schieten ze direct naar de deur. Zijn ze druk aan het spelen, maar heeft een van de kinderen in de smiezen dat de bakker er is, dan laten ze direct alles uit hun handen vallen.

En ja, hij heeft lekker brood.

Maar de reden dat ze naar het raam snellen, is de bakker zelf. Zodra die binnen stapt, trekt hij gekke bekken naar de kinderen. Die kennen dat ritueel en imiteren dat natuurlijk. Alsof je in de dierentuin bent en met je gezicht de aandacht van de aapjes probeert te trekken. Waarbij in ons geval de vraag is wie de aap is -)

Dus even het beeld: aan de ene kant van het raam een bakker met een scheef gezicht en de andere kant kinderen die de vingers in de mondhoeken steken en de pupillen naar het puntje van de neus sturen.

Heerlijk toch.

En dan heeft de bakker ze ook nog een trucje geleerd: dat als je aan je oren draait, dat je tong dan naar buiten schuift -)

De bakker als de cultheld van de kinderen.

Daar kwam ook een van de ouders achter, toen ze vorige week in het dorp liep met haar kind in de buggy en de bakker in zijn bus voorbij kwam rijden. Moeder had niks in de gaten, maar het kind zag de bus, deed zijn vingers in zijn mond en stak zijn tong uit naar de bakker …

Het kind lachte.

De bakker lachte. En wist meteen ook waar hij het kind van kende -)

Slecht weer bestaat niet, toch?

‘Slecht weer bestaat niet’, zeggen wij altijd bij De Helpende Handjes. Niet voor niets dat we rode laarsjes als logo hebben.

Maar heel eerlijk: ook wij zijn daar het laatste half jaar aan beginnen te twijfelen, hoor!

Zo veel regen!

Als kinderen ons vertelden dat ze even een plasje gingen doen, wisten we niet of ze naar het toilet gingen of dat ze hun regenlaarzen aan gingen trekken om naar de tuin te gaan -)

Vorige week zijn drie kinderen druk samen buiten aan het spelen als het begint te druppen.

Een van de drie kijkt naar de lucht, die donker wordt, en houdt het voor gezien: hij gaat naar binnen. De andere twee blijven buiten spelen, ook als er meer en meer druppels beginnen te vallen.

Even later, het is weer droog, sluit het kind dat even naar binnen ging weer buiten aan.

Het had niet naar binnen hoeven te gaan, zeggen de twee die buiten zijn blijven spelen.

‘Want het regende niet zo hard. En dan kun je gewoon buiten blijven spelen!’

Slecht weer zal best bestaan, zullen ze gedacht hebben, maar niet bij De Helpende Handjes -)

Wie leert er nu van wie?

Zo mooi dit!

Als op dinsdag een van de collega’s langs de dieren afloopt, probeert Doorn, een van onze twee ezels haar aandacht te trekken. Ze staat aan het hek, ze snuift, ze wiebelt, ze is wat onrustig.

Natuurlijk krijgt Doorn een aai over haar bol.

Misschien heeft ze die even nodig. Hebben we allemaal wel eens, toch?

‘Ja, je bent lief, hoor.’

De collega wil doorwandelen, maar Doorn is het daar niet mee eens. Ze snuift, ze wiebelt, nu nog wat onrustiger dan eerst.

Dan valt het op: waar is Roosje, de andere ezel?

De collega kijkt in de wei. Geen Roosje te zien. Ze loopt naar de voerplaats. Ah, daar staat Roosje, maar … ze zit met haar halster vast aan het hek. Ze schudt haar kop, als ze de collega ziet, probeert zich los te trekken, maar dat lukt niet.

Aha … dus daarom was Doorn zo onrustig: ze wilde ons vertellen dat haar vriendin in de problemen zat.

We maken haar los. Ze is zo blij als een ezel!

En sindsdien vragen we het ons:

het voor elkaar opkomen, het elkaar helpen, omdat je hartsvriendinnen bent, net zo lang tot je vriendin weer lekker in haar vel zit …

Zouden de kinderen dat hier van de dieren leren of andersom …?

‘Wil je er slagroom en korreltjes op?’

Eindelijkkkkk!!!

Slecht weer kennen we niet, riepen we hier altijd.

Nou … daar zijn we op terug gekomen. Na een half jaar onafgebroken regen – tenminste, zo voelde het – is daar eindelijk, eindelijk weer eens de zon.

Het was de beste investering van het afgelopen jaar: regenlaarzen!

Maar die mogen wat ons betreft nu even genieten van hun welverdiende rust.

Mooi weer en dus … tijd voor een ijsje. Zo vond een van de kinderen, die de zandbak als een grote ijscomachine zag. Alle leidsters hadden al hun keuze gemaakt, toen de laatste aan de beurt was.

‘Lust je een ijsje?’

‘Natuurlijk!’

‘Aardbei of chocola?’

Dat is voor de gemiddelde leidster van De Helpende Handjes niet zo’n lastige vraag. Sterker nog: Jamie is ons team per 1 april komen versterken. Dat sollicitatiegesprek ging ongeveer als volgt:

‘Heb je ook hobby’s?’

‘Ja, ik maak graag mijn eigen chocolade.’

‘Oké. Nou dan zijn we er wel uit, denk ik: je bent aangenomen!!!!’

Gelukkig is Jamie ook als pedagogisch medewerker een topper, hoor -)

Dus het antwoord liet zich raden: aardbei of chocola?

‘Doe maar chocola!’

Collega’s al lachen. Die hadden vlak daarvoor dezelfde bestelling doorgegeven en wisten wat er ging komen!

‘Wil je er slagroom en korreltjes op?’

‘Korreltjes? Oh … discodip! Ja, lekker!’

En daar was het ijsje. Van chocoladezand. Het water kwam al in de mond te staan van de leidster: want ijs, chocola en slagroom, dat is zo ongeveer het favoriete ‘food’ van iedere vrouw, toch?

Totdat de peuter zei, met een heel ernstig gezicht: ‘Wist je dat? Dat chocolade is gemaakt van poep …’

Misschien dat we nu van onze chocoladeverslaving af komen -)

Taart maken van kruidenboter en douchen met kaas

Bij De Helpende Handjes werken we ‘kindvolgend’. Dat wil zeggen dat wij als pedagogisch medewerksters de kinderen volgen.

Oftewel: wij schotelen ze geen vast programma voor. Nee, de kinderen bepalen zelf wat ze hier doen. Tot op zekere hoogte natuurlijk -)

Dat heeft heel veel voordelen. Het maakt ze bijvoorbeeld zelfstandig, het leert ze om eigen keuzes te maken en … het prikkelt hun creativiteit en fantasie. En vooral dat laatste zien we hier elke dag.

Zo rond de leeftijd van 1 à 1,5 jaar ontdekken kinderen dat er een hele nieuwe wereld is die ze zelf kunnen kneden en invullen en waar ze volledig in op kunnen gaan.

Vaak lijkt die wereld op die van hun ouders.

Dat is vaak ook de leeftijd dat we de ouders beter gaan leren kennen, via de kinderen -)

Zo was een van de kinderen deze week met een vriendinnetje een taart aan het maken van zelf gemaakte kruidenboter. Niet in de keuken, maar gewoon in de woonhoek. Moet kunnen! Tenminste, bij ons …

De boter werd gekneed, ingrediënten werden toegevoegd, ai we missen iets, maar gelukkig is de winkel om de hoek, vlug even inkopen, toevoegen en … klaar, de oven in. En nu: wachten maar …

Heerlijk om te zien hoe twee kinderen zo in deze ‘echte wereld’ op kunnen gaan! Voor het recept verwijzen wij je graag naar de kinderen zelf -)

Nog een mooi voorbeeld van de fantasie van kinderen.

We hebben een deels doorzichtige deur in de ruimte. Die kan worden geopend en dan met een haakje worden vastgezet. Dat weten de kinderen. Daar maken ze dankbaar gebruik van. Want: een doorzichtige deur, dat is de deur van een douche. Natuurlijk!

Met kleren aan. Helemaal los laten we ze nu ook weer niet!

Maar wel: met zeep.

Hebben we die? Nee. Maar we hebben wel een stuk speelgoedkaas. Lijkt net op zeep, toch?

Inzepen, het hoofd achterover, afspoelen, nog even nagenieten van de stralen op het lijf en afdrogen maar.

Zou wel mooi zijn als het zo werkte, hè?

Even achter die doorzichtige deur, blok kaas mee en je neemt je kind weer schoon mee naar huis.

Maar dat zit er hier niet in, bij een groene opvang, zelfs niet met een beetje fantasie …

‘En ehm … wat werk jij?’

Wij hebben echt het aller- allerleukste werk dat er is. Zo leuk dat we het zelf vaak niet eens als werk zien. En dat is dan wel eens verwarrend voor kinderen, zo bleek …

Deze week had een van de nieuwe baby’s het even zwaar toen vader haar hier had gebracht en weer vertrok, zonder haar.

Een van de andere kinderen bekommerde zich met ons om het kind, waarbij wij uiteraard uitlegden waarom de baby huilde. Dat de ouders gingen werken en dat de baby het geluk had dat ze daarom een dagje gezellig bij ons mocht zijn.

En ja, dat vond zij ook. Gezellig. Samen spelen, samen naar de dieren, samen eten … Ja, was allemaal keileuk.

Tegelijkertijd had de jonge dame ook een vraag.

Want al die ouders gingen dan mooi werken, om centjes te verdienen, maar … wat deden wij dan voor werk? Of zoals zij dat dan zei: ‘Wat werk jij?’

Ha … Mooi, zo’n kans om uit te leggen wat voor geweldig werk wij hebben. Hoe dankbaar het is. Hoe fijn het is om een stukje bij te dragen aan de opvoeding en aan het zorgen voor en respecteren van de kleine wereld om ons heen, de dieren en het groen.

Dat zeiden we natuurlijk niet in die bewoordingen. Iets anders. maar ze snapte het. Zoals papa en mama hun werk hebben, zo hebben wij ons werk hier.

Grappig trouwens als we kinderen die hier komen ook wel eens privé zien, buiten het kinderdagverblijf dus, zoals in de winkel. Dan zie je ze vaak achterdochtig kijken: ‘Wat doet die hier in het wild?’

Kinderen associëren ons met De helpende Handjes.

Wij horen bij de inboedel. Nee, wij zijn de inboedel -)

Maar goed …

Even later dronken we een kop koffie, terwijl de kinderen druk bezig waren. Komt de jonge dame van zojuist naar ons toe gelopen, opnieuw met een vraag. Het beroep van pedagogisch medewerker was haar waarschijnlijk nog steeds niet helemaal duidelijk.  

Want, zo vroeg ze, ‘Is koffie drinken dan ook jouw werk …?’

90.000 Bezoekers in onze achtertuin

Het is al enkele weken hartstikke druk in onze ‘achtertuin’, het stuk grond dat zo ongeveer aan ons kinderdagverblijf grenst. Daar komen dit weekend zo’n 100.000 festivalgangers op af. Een deel van hen loopt vanaf de parkeerplaats direct achter ons terrein door.

Voor Harmony of Hardcore en 7th Sunday.

Hartstikke interessant natuurlijk, want er gebeurt zo ontzettend veel de afgelopen weken. Het is een komen en gaan van werklui, er verrijst een gigantisch hoofdpodium en de ene na de immens grote tent wordt opgetrokken.

‘Gaan papa en mama ook naar 7th Sunday?’

‘Nee, die gaan naar een festival.’

‘Oké, wat gaan ze daar dan doen?’

‘Ik denk een kopje koffie drinken …’

Dat denken wij ook -)

De brug in onze tuin is deze weken extra populair: het uitzicht op het terrein is daar nog beter. Een van de kinderen zag dat er een oplegger strak langs een schutting af werd geparkeerd.

We zullen hem aan de organisatie tippen, voor over een aantal jaren.

Want even later klimt hij van de brug af, pakt de speelgoedvrachtwagen en parkeert die met minutieuze precisie langs de zandbak. Chauffeurtje hoor!

De mensen die op het terrein aan het werk zijn, vinden dat wel leuk, al die aandacht van de kinderen. Wij hebben intussen wel één probleem. ‘Want’, zei een van de chauffeurs tegen de kinderen, ‘ik zet mijn vrachtwagen hier neer. Pas jij er dan het hele weekend op?’

Hij knikte zo gretig ja dat we bang zijn dat de ouders hier dit weekend zullen moeten kamperen. (Ehm … maaien jullie dan ook meteen een keer het gras, geven jullie de dieren te eten en … ach, snoeien jullie de heg -)

Eén van de ouders zal nog even een teleurgesteld kind hebben:

Het ziet er allemaal zo mooi uit. Al die tenten, al die kleuren, alle drukte … Het is een grote kermis, een attractiepark. ‘Gelukkig ben ik bijna 4’, zei een van de kinderen, ‘dan mag ik er ook naar toe …’