Wij zijn klaar voor de carnaval, hoor. Deze week hebben we zo’n 380 keer het Vliegerlied gehoord, 235 keer het Pinguïnlied en 129 keer het lijflied van Jokie en Jet.
Laat die carnaval maar komen. We zingen alles mee, van voor tot achter. Moeite met de tekst onthouden hebben we niet meer!
Ook de spieren zijn los.
We hebben uren gedanst. En hoe bijzonder: dat hebben we buiten gedaan, in de zon die speciaal voor carnaval zijn lentehoedje al op had gezet en in een opperste stemming was.
(Of misschien was die zon juist wel zo blij omdat hij ons zag dansen. Dat kan natuurlijk ook, bedenk ik me nu. In dat geval: graag gedaan 😉)
Zo leuk ook om de kinderen helemaal in dat feest op te zien gaan. Ieder met een eigen dansje. De een springt, springt en blijft maar springen (Een Massai-krijger zou er jaloers op worden).
De ander zwiert al als een volleerde carnavalsvierder met de armen. (Er zitten wat toekomstige prinsen en prinsessen bij, hebben we al gezien.)
En weer een ander heeft wat minder gevoel voor ritme en stapt volledig buiten de maat om heen en terug, heen en terug, heen en terug, enz. (Wees gerust: dat trekt misschien nog bij!)
Allemaal in de schmink. En allemaal in een ‘skon carnavalspèkske’.
Ja, ook wij.
Een lol dat ze hadden.
Dat is dan ook de enige vraag die nog boven ons hoofd hangt: hadden ze nu zo’n lol omdat ze zo veel zin hebben in carnaval? Of ook een beetje omdat ze ons zo gek zagen doen …?
Fijne carnaval iedereen! En om alvast in de stemming te komen: